SNEON en SNEIN
Zaterdagse bijlage Leeuwarder Courant 18 augustus 2001
De sterke verhalen van Langelille
In anderhalve minuut rijd je er doorheen. Langelille, aan de oever van de Tjonger, is maar een piepklein veendorp. Zonder winkel, school of kerk. Zelfs geen kroeg. Eigenlijk is er vrijwel niets. Alleen nog de herinneringen aan vroeger, aan de dorpsruzies en de vreemde vogels die Langelille ooit kleur gaven.
De Kerkeweg, de hoofdstraat zonder kerk van Langelille, ook wel het Buurtje genoemd. Ingeklemd tussen de Tjonger en de Groote Veenpolder van Weststellingwerf ligt een lieflijk oord. De drassige weilanden zijn een paradijs voor ooievaars die er met stijve poten traag doorheen stappen. Passanten worden op een vriendelijk knikje getrakteerd. Wanneer de zon ’s avonds begint te zakken, kleurt het rivierwater van de Tjonger zilverzwart als aluminiumfolie. De kleine veenmugjes zijn een plaag, maar ze horen erbij. Langelille is een rustiek dorpje, voor sommigen zelfs een droom. Maar schijn bedriegt. Hier vlogen de stenen en de poepluiers een paar jaar terug nog over en weer,
“Het is gesust, maar het wordt nooit meer zoals vroeger”, zegt Bauke van Dijk (73), een van de oudste en meest actieve bewoners van Langelille. En veel meer wil de oude man er niet over kwijt. En gelijk heeft hij, want het is al lang geleden: de hevige burenruzie op de Kerkeweg tussen Kees Meester en Piet van Maldegem. Begin jaren negentig vlogen de Amsterdamse taxichauffeur Kees Meester. een nieuwkomer in het dorp, en dorpsbewoner Piet van Maldegem elkaar in de haren. Aanleiding van de ruzie waren parkeerproblemen omtrent de vrachtwagen van Van Maldegem. Het lukte het tweetal niet om de onenigheid bij te leggen. Hij is te gast in Friesland, niet ik”. sprak Van Maldegem boos in februari 1992. Het vuur laaide almaar hoger op, net zolang tot het dorp zowat in tweeën was verdeeld. Een gemeenteraadslid van Weststellingwerf sprak over,.Peyton- Place-achtige taferelen”, Men ging elkaar met hooivorken, houtblokken en stenen te lijf. Er werden autoruiten ingeslagen en van tijd tot tijd belandde er een vuilniszak, een pot verf of (volgens sommigen) een poepluier over de schutting. In 1991 kwam de politie 32 keer naar Langelille om ruzies te sussen. Tevergeefs. Het lukte ook burgemeester Remco Heite, dorpsbelang en de rechter niet.
Taxichauffeur Meester woont niet meer in Langelille. Hij voert nu actie voor de Amsterdamse taxicentrale. Van Maldegem is in het dorp gebleven. Er wordt niet meer geschreeuwd, gesmeten en geslagen op de Kerkeweg. De rust is weergekeerd. De ruzie behoort tot het dorpsverleden. Wat overblijft zijn de sterke verhalen.En er doen heel wat sterke verhalen de ronde in het dorpje langs de Tjonger. Verhalen over de vreemde vogels en excentriekelingen van weleer. Die lijken, net als de ruzie, verdwenen. Knoestige persoonlijkheden hebben het dorp verlaten.
Wietze Soetendaal (sommigen noemden hem De Snor, anderen De Makker) is iemand die door veel dorpelingen wordt gemist. Over De Snor worden mooie legenden verteld. Hij was zo sterk als een beer, dat wist iedereen. Met twee mannen onder de arm stierde hij zo een trap op. Wanneer hij ziek was, nam hij twee Witte Kruispoeders en een halve liter Berenburg. Dan was hij weer helemaal het mannetje. Ook Jezus heeft Langelille vaarwel gezegd. Jezus, de Oostduitser die eigenlijk Hans heette, was een eigenaardig man. In zijn tuin stond een grote berenklauw en langs de slootkant had hij glasscherven in het zand geplaatst om ongewenste bezoekers te verjagen. Jezus bekende ooit op televisie dat hij katten ving om kleedjes van de vachten te maken. Jan van der Veen van het gelijknamige mesthandel- en tanktransportbedrijf moet er smakelijk om lachen.,, Wij zijn ook eens een zwart katje kwijtgeraakt”, grinnikt hij.
De vreemde vogels gaven Langelille kleur. Maar tekenaar Toon Willems, Peter de Hell’s Angel en zelfs de tamme, witte eend Piedie van de familie Van der Veen zijn er niet meer. Verhuisd, overleden of met de noorderzon vertrokken.
In Langelille is eigenlijk helemaal niets meer. Ja, een dorpsbelangvereniging en een begrafenisvereniging, maar dat is het dan ook wel. De zuivelfabriek ging in 1971 dicht, alle winkels zijn gesloten, de school bestaat al sinds 1965 niet meer, de kroeg is dicht en er zijn geen verenigingen. Soms is er nog een dorpsfeest, maar het is lastig om genoeg vrijwilligers te vinden. Alle voorzieningen moeten in Munnekeburen of in Scherpenzeel worden gezocht.
Hoe stil het op het sociale vlak mag zijn, het kleine dorp telt wel zes ondernemingen waaronder een bouwbedrijf, een mesthandelbedrijf, een onderneming in de houtbouw en een bootbetimmeringsbedrijf.
In de voormalige zuivelfabriek zetelt Jan van der Veen met zijn wagens en mesthandel. Opgegroeid in Bantega kwam hij in 1986 naar Langelille en kocht de zuivelfabriek op. Hij begon als een ware pionier met een auto plus aanhangwagen. Zijn onderneming is inmiddels uitgegroeid tot een florerend bedrijf met twaalf vrachtwagens.
In Langelille heeft Van der Veen alle ruimte. Zijn gezin woont in de fabriek, samen met een werknemer en een jachtbouwer. En dan nog staat het grootste deel van het oude pand leeg. Trots loopt hij door de hoge ruimten die volgestouwd liggen met oude rommel. Onder zijn voeten knerpen de uilenballen. Zwaluwen zwermen krijsend en piepend op.,,Mooi, niet? Wij kunnen hier onze gang gaan.” Een portret van de legendarische Wietze Soetendaal alias De Snor, getekend door dorpsbewoner Toon Willems, hangt nog steeds aan de wand bij de familie Van der Veen.
Oud-boer Bauke van Dijk heeft nu oude motoren, in plaats van koeien, in de schuur staan.
Een eind verderop, vlakbij Schoterzijl, is sinds 1999 nog een bedrijf gevestigd. Ook deze onderneming profiteert van de rust en eenzaamheid van Langelille. Niemand weet precies wat er gebeurt, maar iedereen denkt er regelmatig aan. Want op vrijdag en zaterdagavond rijden de zwarte Mercedessen met nummerplaten uit Amsterdam, Haarlem en Tilburg door het dorp. Zij gaan naar de omstreden saunaclub Cupido, waar zogenoemde parenavonden worden georganiseerd. Na half elf ’s avonds moet iedereen er zijn kieren uittrekken.
In Langelille is kennelijk van alles mogelijk, zolang de buurman er maar geen last van heeft. Het dorp is een toevluchtsoord voor Pioniers, startende ondernemers, gelukszoekers en mensen die de stad, waar zoveel in regels is gevat, ontvluchten. In Langelille kun je nog een beetje je gang gaan. Er heerst een bescheiden Vrijbuitersmentaliteit. Aan de wand van Bauke van Dijk hangt niet voor niks een tegeltje:,,Doe wat je wilt, gekletst wordt er toch”. Oud-boer Bauke van Dijk heeft nu oude motoren, in plaats van koeien, in de schuur staan.
De 261 bewoners delen hun dorp in vier delen op. In Zuid, Noord, het Buurtje en de Haven. Op Zuid woont de oorspronkelijke bevolking. Noord en het Buurtje zijn bijna helemaal verhollandst.
Ook de Haven is in handen van een importfamille. De Stekelenburgs wonen echter al zo lang in Langelille dat ze zowat ‘eigen’ zijn geworden.
Familie Stekelenburg uit Tienhoven kocht in 1960 café De Driesprong op. Alie en Henk zetten er een jukebox en rotanstoeltjes neer: het feest kon beginnen. Later startte het echtpaar een camping in het weiland langs de Tjonger. Het begon met een enkele Duitse toerist in een oude caravan, maar inmiddels telt de camping honderdzeventig plaatsen.
Het is vrijdagavond. Gierend van de pret zit Alie Stekelenburg op de camping aan de borrel. Op de barbecue worden speklapjes langzaam zwarter. Ze maakt grappen en vertelt sterke verhalen van vroeger, half in het Nederlands, half in het Duits. Regendruppels tikken op het tentdoek. Hier wordt wat gevierd. Dit is de dag dat de Duitse Lydia Schmecktalla-Piecha voor het eerst naar de camping in Langelille kwam. Dat is nu veertig jaar geleden. De 81-jarige Lydia Schmecktalla-Piecha uit Duitsland viert, met naast haar Alie Stekelenburg, dat ze al veertig jaar op camping de Driesprong komt.
De twee dames kruipen dicht tegen elkaar aan en halen oude herinneringen op. Aan wijlen Henk, aan de kinderen, aan de gondelvaarten, aan de lange, koude nachten dat de familie Stekelenburg met een zelfgebouwde zandzuiger het strandje stiekem aanlegde.
Toen de camping in de jaren zeventig goed begon te lopen, besloten Alie en Henk om roeibootjes te gaan bouwen en te verkopen. De roeibootjes groeiden uit tot kruisertjes die onder meer aan de familie Tempel van het theehuis in Grou werden verkocht.
Maar terwijl de handel van de Stekelenburgs floreerde, werd er in het dorp ruzie gemaakt. Terwijl de bootjes in elkaar werden gezet, kwamen de Hollanders. En terwijl de toeristen van de Tjonger genoten, verdwenen de dorpsfiguren en de voorzieningen uit Langelille. Alie beaamt dat ze nooit veel te maken heeft gehad met de dorpsperikelen. “Dat had beter gekund. We zijn altijd zo druk geweest.”
Toch gloort er hoop. De verstildheid van Langelille wordt doorbroken door het opkomende toerisme. In oktober wordt café de Driesprong heropend. En misschien wordt er plek ingeruimd voor een kleine kruidenierswinkel bij de haven. De groei van de recreatie zou het dorp wel eens met zich kunnen meetrekken. Dan zal het gemeenschapsleven in Langelille weer wat opbloeien, wie weet.
Hopelijk komen dan ook de markante dorpsfiguren zoals De Snor en Jezus terug. Het zal een zegen zijn. Dan kunnen er weer ‘verse’ sterke verhalen worden aangemaakt. Bauke van Dijk, met ferme stem en gebalde vuist:,,Donder jongens! Het moet wel doorgaan.”